Bies van Ede live in het OBA Theater Amsterdam

 

HET VAK IS NAAR DE KLOTE

Bies van Ede sprak in een bomvol OBA Theater over de stand van zaken in de wereld van het kinderboek. Filmpje bekijken kan hier. Lezen kan hieronder.

Dames en heren, bewoners van het Grote Kinderboekenbos, er is me gevraagd om mijn licht te laten schijnen over het vak van kinderboekenschrijver. Ik kan dat heel beknopt doen, maar ik word betaald voor een uitgebreid betoog, dus ik begin beknopt en breid daarna uit. Op zijn allerbeknopst: het vak is naar de klote. En dat komt door onze eigen ijdelheid en naïef enthousiasme. Of gedrevenheid, zo u wilt.

En dan moet ik gelijk al iets terugnemen: van een vak is bij ons namelijk geen sprake. Een bezigheid waar geen salaris tegenover staat, kun je geen vak noemen, zelfs geen baantje. Wij werken allemaal op 0 euro contractbasis. We leveren een basisproduct en ontvangen daarvoor een voorschotje van rond de 700 euro. Bruto. Daarna is het afwachten hoeveel we gaan verdienen. De laatste keer dat ik een groot boek schreef, een historische roman over de hongerwinter, was er van mijn 1500 euro bruto voorschot nog een substantieel deel over toen het boek zelf allang verramsjt was.

Ja! zult u zeggen. Dat boek was natuurlijk volkomen ruk. Onleesbaar. Maar het werd wel genomineerd voor de Thea Beckmanprijs en de Nienke van Hichtumprijs. Zo beroerd kan het dus niet geweest zijn. Het historisch onderzoek en het schrijven had me driekwart jaar gekost. Dat is een verdienmodel waarvan iedere bedrijfseconoom zegt: ga alsjeblieft een beroep leren. En waarom ik dat boek toch schreef? IJdelheid en naïef enthousiasme. Of gedrevenheid zo u wilt. Dat is waaraan beroepsgroepen ten onder gaan: Ik wilde het verhaal zo graag schrijven en hoopte een zinnige bijdrage aan de historische jeugdliteratuur te leveren.

Het boek won overigens geen van de twee prijzen, maar dat had ik al voorzien. In het Grote Kinderboekenbos kan enthousiasme je namelijk ook je literaire toekomst kosten. In 1996, toen ik een kleine 10 jaar schreef, werd ik gevraagd voor het op te richten en later legendarische Griezelgenootschap. Dat leek me een leuk project, want kinderen houden van griezelen en ik vond griezelverhalen van kinds af aan al fascinerend.

Ted van Lieshout kon me snel daarna vertellen dat ik mijn hele eigen glasservies had ingegooid met mijn enthousiasme. Ik wist dat niet omdat ik politiek en carrièrematig een nitwit ben, maar ik stond op het lijstje van potentieel griffelmateriaal, ik was op weg literair bekroond te zijn, maar ik had nu de kans verspeeld om ooit nog een literaire prijs te winnen. Jury’s houden niet van genres als griezelen en eenmaal te licht bevonden, ben je voorgoed afgeschreven. Dat er daarop een versje van me over een toenmalige kinderboekenpauzin uitlekte maakte het doodvonnis definitief.

 

Ach kinders
pas toch op voor Joke Linders

 

Geen roem dus, maar ook geen geld. Een jaar of twee terug meldde de Volkskrant dat de gemiddelde schrijver minder dan 1000 euro per maand verdient. Bruto. Enthousiasme en ijdelheid – of gedrevenheid zo u wilt – zijn onze valkuilen en uitgevers maken daar graag misbruik van. Die hebben allang door dat wij toch wel schrijven. Hou me te goede, ik heb uitgevers onder mijn beste vrienden, redacteuren en redactrices zijn integere mensen, maar het systéém, het verdienmodel, is gebaseerd op schrijvers die niet voor het geld werken, maar voor de waardering. En omdat waardering niet in geld is uit te drukken (alleen in literaire prijzen) doen uitgevers geen moeite veel geld aan ons te besteden. Bekroningen in het Grote Kinderboekenbos stellen daarom financieel ook al niks voor. U kunt ons vergelijken met boeren die leveren aan supermarkten. Uitgeknepen. In Alkmaar zit een uitgeverij die het zo doet: pas als je gaat informeren waarom ze weken te laat zijn met de jaarlijkse betaling, maken ze je royalties over. Sorry voor het ongemak… Wie dat niet durft, krijgt niks.

In januari 2019 kreeg ik van de bekende leesmethode-uitgeverij Z, uit het zuiden des lands deze mail:

Ha Bies,
Ik ben bezig met een nieuwe serie van Klassiekers, hertaald/ bewerkt voor kinderen 9-12 jaar. Heb jij tijd en zin om voor deze reeks Klassiekers het boek Gullivers Travels te vertalen? Je gaat daarbij uit van het origineel en maakt een heel eigen bewerking.
Je mag rechtentechnisch niet van een compleet bewerkte versie uitgaan en deze een-op-een vertalen. Deze kun je uiteraard wel inzien.
Inleverdatum kopij 22 april. Doelgroep 9-12 jaar. Honorarium: 7% bij een verkoopprijs van € 14,99. Voorschot van € 750.
We gaan uit van boeken van in totaal 200 pagina’s. Dat betekent dat er 180 pagina’s voor de kopij zijn.
Hartelijke groeten, puntjepuntjepuntje.

Mijn antwoord kwam vanuit een vakmatige benadering, nu eens niet uit gedrevenheid.

Ha, puntjepuntjepuntje
Ik vind het erg leuk om Jonathan Swift te vertalen/bewerken. Ik maak me alleen een beetje zorgen over jullie enorm karige betaling.
Waarom 7%? Waarom niet gewoon zoals uitgevers en Auteursbond hebben afgesproken 10%? En € 750 voorschot is niet echt waar je je kinderen van naar school kunt sturen. Voorbeeld: in april 2019 krijg ik bij inlevering van mijn manuscript € 750 voorschot. Als dat boek 8 maanden later (december) uitkomt, duurt het tot 2021 voordat de rest van de betaling volgt.
Als ik er dan vanuit ga dat jullie 2000 ex verkopen heb ik € 2060,- verdiend. Waar het voorschot van af gaat. (en daar moet ik 2 jaar op wachten!)
Ik kan me niet voorstellen dat Z. haar auteurs zó laag acht dat ze eigenlijk niet met een fatsoenlijk, enthousiasmerend bedrag komt waar je van denkt: Yes! Armen uit de mouwen! Aan de slag.
Ik wil dus voorstellen dat jullie met een beter voorstel komen. Lukt dat, denk je?

Het betere voorstel kwam niet, ik heb Jonathan Swifts klassieker dus niet bewerkt, maar iemand anders deed dat wel. De reeks is gewoon verschenen. Er zijn altijd schaapjes die het toch doen.
Mijn laatste contact met de Zuidelijke uitgeverij, waar ik sinds 1993 een stuk of 80 titels voor heb geschreven, was een mailtje van uitgeefster Anke W. Die was woedend omdat ik niet instemde met een betaling voor een herdruk. Ze boden me 750 euro voor een herdruk in een van hun succesvolle boekenreeksen. Ik wees het aanbod af eb vroeg 1750. Dat bedrag was gebaseerd op een honorering van 9%, dus niks uitzinnigs voor een herdruk. Maar mevrouw W. schreef dat ze na al die jaren had kunnen weten dat IK het was die weer dwars zou liggen. De andere auteurs in die prima verkopende reeks hadden klaarblijkelijk wél ingestemd met de geboden fooi. Blij dat er weer een zakcentje biinenkwam. Uitgeefster A. W. heeft me overigens wel betaald, want zonder mijn deeltje kon de reeks niet herdrukt worden. Ik werd steeds minder goed dan gek.

Inmiddels is genoemde uitgeefster kinderboekenschrijfster geworden. Dat verheugt me zeer en ik hoop dat ze nog vaak aan me denkt wanneer ze koekjes van eigen deeg gepresenteerd krijgt van mensen zoals zijzelf. Van de uitgeverij hoor ik intussen niets meer. Er kon niet eens een ‘Dear John-briefje’ vanaf.

Uitgeverijen zijn onze natuurlijke vijanden, dames en heren bosbewoners. Het zijn handelaren in bedrukt papier. De uitgever van de Fontein zei het in een interview met zoveel woorden: hij was geen literaire, maar een commerciële uitgever. Als het maar verkoopt. Hoe slechter uitgeverijen ons betalen, hoe hoger hun bedrijfswinst. Want zij staan wél bedrijfsmatig in het leven. In het boekenvak verdient de auteur het allerminste van iedereen. Dat komt ook omdat dat vrijwel geen schrijver de moeite neemt om contracten te begrijpen. We tekenen met het grootste gemak onze rechten weg omdat we niet opletten. Zo sloopten de cowboys in het verboden land van Overamstel het artikel over rechten retour uit hun versie van het standaardcontract. Dáár verstaan ze hun vak. Als je heel graag wilde, kon je je rechten van ze terugkopen. En die waren dúúr.

Wij worden vakkundig uitgeknepen. Zelfs door de bibliotheken die ons ook liever niet betalen, al lijken we nu toch nog wat geld van de Bibliotheek op School te krijgen. Blijkt er toch nog een schat te zijn verborgen in de B-o-S.

En het erge is dat wij we inhoudelijk en technisch wel degelijk vakwerk leveren. Kinderboekenschrijvers zijn bijvoorbeeld in staat te voldoen aan de idiote eisen van het CITO. Wij kunnen boeken op allerlei AVI-niveau’s schrijven. Een prestatie van formaat.

AVI, een meetsysteem dat geen enkele inhoudelijke waarde beoogt, eist in de hogere regionen zinnen van gemiddeld vierentwintig woorden met een woordlengte van 16 letters. In de lagere regionen mogen woorden daarentegen maar één lettergreep hebben en geen dubbele medeklinker. Dus is mam in AVI 1 nooit blij, mam is altijd boos. Met al dat soort achterlijke beperkingen kunnen wij een onderhoudend verhaal schrijven. Het is alsof je met zwart potlood een kleurenprent moet maken. En wij doen dat. Wij kunnen dat.

Hoewel er ook een keerzijde is aan die medaille. Is het een wonder dat kinderen na hun 12e nooit meer willen lezen? Nee. Ze zijn dan al zo volgepropt met lelijke AVI-zinnen van een onnatuurlijke lengte vol onnodig ingewikkelde woorden, dat ze wel linker uitkijken. En dat, dames en heren, hebben we dan bereikt met ons technisch vakmanschap en onze bereidheid om omwille van de smeer te buigen voor meetsystemen. De ontlezing komt door AVI en door ons.

Schrijven voor kinderen staat aan alle kanten onder druk. Bibliotheken sluiten, het aantal lezingen neemt af, vrijwel geen uitgever houdt zich aan de afspraken die branche-breed met ons, de makers, zijn vastgelegd. Het is naar de klote.
Toen ik debuteerde, in de tijd dat Dolf Verroen nog middelbaar was en AVI geen staatsterreur, behelsde het schrijversbestaan grotendeels schrijven, of via SSS een uurtje voorlezen. Met wat steun van het Letterenfonds (dat was er echt nog voor ons en gaf ook echt nog werkbeurzen) en de jaarlijkse Lira was je arm, maar vrijgesteld van ezelswerk.
Van de overheid hoeven we het nu niet meer te hebben, onze liberale regering vindt dat waar je niet voor betaald krijgt, een hobby is. Ooit hadden wij een echt pensioenfonds waar je geld kon inleggen en dat staatssteun genoot. Opgedoekt. Met hobby’s hoef je geen pensioen op te bouwen.

En inmiddels is dit grofweg onze beroepsomschrijving: Enthousiaste leesbevorderaar, één of twee dagen per week actief op een of twee vaste basisscholen om de taalvaardigheid en schrijfvaardigheid bij kinderen te stimuleren, het geven van lezingen over boeken, ‘s avonds aan ouders in bibliotheken en scholen en overdag aan kinderen in bibliotheken en scholen. Voorts bezoeken aan docenten om hen te enthousiasmeren zelf meer voor te lezen en meer lestijd aan boeken te besteden. Het geven van cursussen – ‘workshops’ – creatief schrijven, al dan niet in inspirerende omgevingen op de heide. Het leiden van cursussen waarin deelnemers leren hun levensverhaal te vertellen. Het lezen van ingezonden schrijfwerk van ongetalenteerde amateurs die graag een oordeel over hun poging willen horen. Als je dat allemaal doet ben je dus schrijver.

Ik ken auteurs die alleen nog boeken schrijven omdat het hen workshops oplevert en een nieuw seizoen als leesbevorderend Schoolschrijver.
Zelfs de meest bekroonde collega’s, die de canon van het kinderboek vormen, dames en heren, vragen ieder jaar een uitkering bij het Letterenfonds aan en dat betekent dat zij een verzamelinkomen van nog geen 45 duizend euro hebben.
Geen vogel kan van louter fluiten leven, is het motto van de VvL, nu de Auteursbond, maar mij is het fluiten vergaan. Toen in de
Coronacrisis een commissietje van 3 vakbondscollega’s besliste over wie de steun van het rijk zou krijgen, zegde ik mijn lidmaatschap op. Een vakbond die bepaalt welke schrijver het waard is om staatssteun te ontvangen? Eerlijk? De hele doos van Pandora was wat mij betreft wel over het Grote Kinderboekenbos uitgestort.

Maar op de bodem van die doos ligt de parel die hoop heet, of in ons geval, gedrevenheid. We willen de wereld zo graag verrassen met boeken, al levert het geen cent op. Als we nou eens ophouden met ons brood te willen verdienen met schrijven. Als we een betaalde baan nemen, kunnen we vanuit de rust die een maandelijks inkomen biedt in alle vrijheid boeken schrijven. Dan kunnen we een obsceen gebaar maken tegen de uitgevers die denken: de sukkel die deze klus aanneemt is allang geboren. Als we allemaal niet meer hoeven mee te doen aan de race naar de bodem of de AVI-vuilnisbelt, als we weigeren nog te buigen voor het Cito. Als we gewoon die hele AVI-wanverhalen in wantaal begraven op een donkere plek in het Grote Kinderboekenbos… Als we stoppen met voor een fooi onze verhalen te verkrachten omdat ze op AVI-niveau moeten worden gebracht. Als we weer voor inhoud en vorm kiezen, krijgen kinderen weer zin om te lezen. En dan gaan uitgevers ons misschien uit pure nood zelfs beter betalen.

Beste bewoners van het Grote Kinderboekenbos, ik heb alle dieptepunten overleefd. Gelouterd door geen enkele bekroning, maar met een huisje in Zuid-Portugal laat ik u graag de kabouterbomen en de woudreuzen. Het vak is naar de klote. Leve het kinderboek!